zondag 23 maart 2014

De laatkomer

Titel:                De laatkomer
Auteur:             Dimitri Verhulst
Eerste uitgave:  2013

Voor dit boek heb ik recensies opgezocht. Deze heb ik gebruikt voor een SE

Recensie 1: Een burgerman die zich verkeek op het leven
De 74-jarige en al meer dan vijftig jaar - waarvan een groot deel ongelukkig - getrouwde Désiré Cordier is het leven met zijn vrouw beu. Maar voor wie - zoals Désiré Cordier, de laatkomer in De laatkomer van Dimitri Verhulst - liever lui dan moe is, is het in gang zetten en afhandelen van een echtscheidingsprocedure teveel gedoe. Niet van de ene op de andere dag - Alle betere ideeën in de wereld kennen het rijpingsproces van een overjarige brokkelkaas- ontstaat in hem een ander plan. Hij doet alsof hij dementeert en hoopt op opname in een zorginstelling waar hij de laatste periode van zijn leven op zichzelf kan zijn.
Het kost Cordier opvallend weinig moeite om zijn omgeving ervan te overtuigen dat er iets fundamenteel mis is - Verhulst buit de signalen waar iedereen die in zijn/haar directe omgeving met dementie te maken heeft op afgaat uit: vergeetachtigheid, verwardheid, verdwalen.
Wat mij nog het meest beviel aan mijn vertoning, was de rol der rusteloze die ik op mij had te nemen. Het geen greep meer krijgen op de werkelijkheid; het gevoel te hebben dat ergens, maar de duivel alleen die weet aan te wijzen waar, een taak op je wacht. (…) Dit heel te ganse onthecht zijn van de dagelijkse, onooglijke zekerheden stond mij aan.
Désiré Cordier speelt zijn rol overtuigend en slaagt met vlag en wimpel voor zijn dementie-examen, een test die bijna te simpel voor woorden is om voor wetenschappelijk verantwoord door te kunnen gaan. Dat moet gevierd worden!
Als De laatkomer begint, is Désiré Cordier al opgenomen in een gesticht voor seniele bejaarden met de welluidende naam Home Winterlicht.
Alle bruggen zijn verbrand, mij rest geen weg terug. Eenmaal in het oudpeetjeshuis, altijd in het oudpeetjeshuis. Ik wist waar ik aan begon. Doch dat neemt niet weg dat, van alle aspecten eigen aan het geloofwaardig neerzetten van een compleet seniele senior, de moedwillige terugkeer naar de onzindelijkheid mij het lastigst valt.
Van zijn vrouw - die zich schaamt en steeds minder zal gaan komen, zijn dochter - die erop speculeert dat haar vader haar toekomstige afwezigheid niet zal opmerken, en zijn zoon - die toch al geen familieman was, is Désiré Cordier verlost.
Het verkeren in het gezelschap van anderen die hun seniliteit niet voorwenden maar het  echt zijn, gaat Désiré Cordier minder goed af. Hij moet het aftakelen doseren om in een geloofwaardig tempo steeds verder weg te zakken zonder de mogelijkheid om op zichzelf te zijn - want daar deed hij het allemaal voor - al te snel te verliezen.
Dat toch al wankele evenwicht wordt ook nog eens verstoord doordat hij in Winterlicht het object van zijn eerste - helaas ongeconsumeerd gebleven - liefde terugziet. Om in het gezelschap van Rosa Rozendaal te kunnen verkeren moet hij meedoen aan de ‘verstrooiende’ activiteiten die het tehuis biedt. Hetgeen door de deskundigen overigens volkomen verkeerd geïnterpreteerd wordt:
‘Uw man heeft zich wonderwel goed aangepast aan deze voor hem nieuwe, vreemde en vaak ook beangstigende omgeving. Velen die hier pas zijn binnengekomen houden ten aanzien van zichzelf vol dat ze hier hoogstens een paar dagen hoeven te blijven en vallen in nog moeilijk te verhelpen depressie eens het tot hen doordringt dat de band met het thuisfront definitief is doorgeknipt…’
Ganzenbord spelen is één van die activiteiten, vandaar dat op de cover vanDe laatkomer een op de situatie geënte versie van dat bordspel staat afgebeeld, waarbij de gevangenis, de put en andere bekende obstakels zijn vervangen door de hindernissen die Désiré Cordier in zijn voorgewende demente staat te nemen heeft.
Hindernissen die ook alweer heel herkenbaar zijn, niet alleen voor wie zorgt voor of de belangen behartigt van een demente dierbare die in een instelling verblijft, maar voor iedereen die het onderwerp van horen zeggen kent. Want met die realiteit - de ziekte en de zorg - weet Dimitri Verhulst goed de draak te steken, al haalt hij er volgens mij niet alles uit wat erin zit - en dan niet alleen omdat hij de bewoners ganzenbord en geen memory laat spelen.
Désiré Cordier geeft hem die kansen niet. Verpleeghuizen waar demente bejaarden wonen, vormen een biotoop waar wonderbaarlijke processen plaatsvinden. Maar omdat Cordier zijn dementie speelt, gaat hij nooit onderdeel uitmaken van het proces van groepsvorming dat volgens niet te beredeneren patronen plaatsvindt als je demente bejaarden in groepsverband samen laat leven. De cohesie en conversatie die daar het gevolg van zijn, zou nieuwe munitie zijn geweest voor Dimitri Verhulst en van De laatkomer een nog stelliger en steviger boek gemaakt hebben. 
Doordat Cordier zijn eigen benepen zelf blijft, blijft de roman op twee gedachten hinken.
Het idee - het voorwenden van dementie als onnavolgbare vlucht uit een leven - is geniaal. Dat Verhulst het in de roman zelf relativeert, maakt het alleen maar sterker. De toon die Cordier aanslaat is Verhulst eigen en meer dan alleen vermakelijk. In de ironie zitten  verontwaardiging en ongemak gevangen.
Maar Désiré Cordier - die ons wil doen geloven, op basis van tot in de kleinste details gereconstrueerde herinneringen, dat zijn vrouw de kwade genius is in hun huwelijk en hem zijn pleziertjes, waaronder het kopen van boeken, ontzegt - is een man met uitgesproken opvattingen die weinig ruimte voor de inzichten en kwaliteiten van anderen overlaat. Bovendien is zijn gang naar het tehuis geen triomftocht, maar een vlucht. Désiré Cordier is geen laatbloeier, hij is een spijtoptant. Iemand die denkt dat hij met het in eigen hand nemen van het leven ontkomt aan het hebben van spijt.  
Als hij zich echter realiseert dat er uit Home Winterlicht geen ontsnappen mogelijk is - verder dan de bushalte die voor de vorm in de tuin staat, zal hij niet komen - maakt hij als een kat in het nauw rare sprongen, ten koste van een medebewoner die hij vanwege zijn vermeende levensloop Kampkommandant Alzheimer noemt.
Er was echter nog iets anders. Iets wat ik aanvankelijk niet makkelijk tegenover mezelf had willen toegeven. Maar van zodra ik na mijn aankomst in het gesticht de identiteit van deze beruchte patiënt had achterhaald, was ik zijn aanwezigheid hier gaan beschouwen als een mogelijke vluchtweg waarlangs ik eervol, met opgeheven hoofd weer kon keren naar mijn normale leven. Want stel dat ik het niet zou hebben uitgehouden in dit verzorgingstehuis, wanneer de eenzaamheid, de monotonie en de gevangenschap mij te zwaar vielen: dan had ik altijd laconiek die gevluchte oorlogsmisdadiger kunnen verraden en als een held Home Winterlicht verlaten! Mijn kinderen en vrienden zouden zich misschien schamen om al datgene wat ze hadden gezegd tijdens mijn vermeende geestelijke afwezigheid, om de bezoeken die ze nooit hadden afgelegd; maar vooral zouden ze me prijzen om mijn toegewijde inzet.
Hem rest niets anders dan zich een voorstelling te maken van zijn eigen dood, de laatste streek die hij zijn vrouw nog kan leveren, en van de daaropvolgende begrafenis: het enige moment waarop er nog aan hem gedacht wordt door hen die hem al die tijd niet bezochten en nooit meer over hem spraken.
Zo opgeschreven lijkt het een logisch en natuurlijk einde. Maar zo lees je er niet naar toe. Al geruime tijd voor het einde dringt de vraag zich op: hoe gaat dit - in stijl - aflopen? Zeker als Rosa Rozendaal van het toneel verdwenen is, wordt pijnlijk duidelijk dat Désiré Cordier zich misrekend heeft - hij wist niet waar hij aan begon - en in het tehuis letterlijk en figuurlijk niet vindt wat hij zoekt. Dat zijn vlucht in dementie geen bevrijding is, maar een volgende vorm van zelfgecreëerde gevangschap.  
Meer dan Désiré Cordier gunde ik mezelf een frivolere ontknoping van De laatkomer dan een personage dat zich verheugt op een naderend einde. Terwijl ik tegelijk zie dat het samenvallen met de rol die je speelt en het met je volle, zij het beperkte, verstand en aangetast door de omstandigheden aanvaarden van de ultieme consequentie daarvan uiteindelijk een nog grotere prestatie is dan het overtuigend spelen van die rol en uiteindelijk met de werkelijkheid genoegen te nemen. http://www.decontrabas.com/de_contrabas/2013/05/recensie-de-laatkomer-dimitri-verhulst.html

Recensie 2:
Zijn lot is kerstballen beschilderen
Dimitri Verhulst schreef een prachtige roman over ‘stervenskunst’: het veinzen van dementie om een pinnige vrouw te ontvluchten. Het is grappig én schrijnend.
Het begint sluimerend. De verstrooidheden worden talrijker en ze steken frequenter de kop op. In plaats van de vuilniszak wordt de wasmand op de stoep gezet, de vuile vaat belandt in de wasmachine. Er groeit een besef bij de directe omgeving, er wordt een arts ingeschakeld, en dan komt de dag dat de familie samenkomt in het ouderlijk huis om afscheid te nemen, waarna de beklagenswaardige afgevoerd wordt, naar een tehuis. Om niets te hoeven missen stellen de buren zich strategisch op in hun voortuinen.
En dan, als ze in de auto stappen, vraagt de oude man in kwestie ineens of ze soms denken dat hij gek is. Dochter: ‘Wat bedoel je, vader?’ Of ze even naar de auto wil kijken. ‘Ik zie niets, papa, echt waar. Toe, zeg mij wat ik moet zien!’ Waarop Dimitri Verhulst, net over de helft van De laatkomer, een van de beste grappen van zijn boek maakt. Hij laat de oude man zeggen: ‘De caravan hangt nog niet aan de trekhaak! We waren bijna weer zonder op pad!’
Die grap is goed omdat het geen leedvermaak is om een demente, maar ‘galgenzelfspot’ van een man die doet alsóf hij dement is. Désiré Cordier, bibliothecaris in ruste, is oud en der dagen zat. Hij wordt in De laatkomerbevangen door het idee om zijn resterende dagen te slijten als Alzheimerpatiënt. Om ervan af te zijn. Om een einde te maken aan zijn lijdzame leven onder het juk van zijn pinnige vrouw, voor wie de liefde al in een ver verleden bekoeld is. Dat is het eenvoudige, maar meesterlijke idee dat ten grondslag ligt aan de nieuwe roman (een forse novelle eigenlijk) van Dimitri Verhulst.
Literair cabaret van formaat, dat verwacht je van dat verhaal over de ‘ietwat zotte levensweg die ik op mijn oude dag ben ingeslagen’, zeker wanneer het afkomstig is uit de pen van Verhulst. Deze schrijver heeft én houdt het patent op tragikomische anekdotes die de ‘helaasheid der dingen’ tonen, om de veelzeggende titel van zijn bestseller uit 2006 aan te halen.
De helaasheid der dingen was een even hilarische als schrijnende serie verhalen over een jeugd in een Vlaams gehucht – maar het bood ook meer dan anekdotiek. Dat gold minder voor bijvoorbeeld De laatste liefde van mijn moeder (2010), dat zich concentreerde op een kleinburgerlijke touringcartrip naar het Zwarte Woud. Daar werd de helaasheid voorspelbaar en kolderiek.
De grappen in De laatkomer balanceren ook weer op de grens van het cliché of ze schieten daaroverheen (echtgenote Moniek is toch echt een karikatuur), maar nu werken ze wel, omdat ze goed geschreven en goed getimed zijn, maar vooral ook omdat ze in essentie wrang zijn. Wanneer Désiré ‘met glans’ gezakt is voor het examen dat zijn geestelijke gesteldheid meet, jubelt hij dat ‘een schonere toneelprijs’ niet denkbaar is. ‘Dat een medisch erkend iemand hem afkeurt als cognitief volwaardig mens, en er vervolgens paperassen in orde worden gebracht die maken dat hij geen bankverrichtingen kan doen en die zijn rijbewijs voor ongeldig verklaren!’
Zijn plan slaagt. Désiré mag zijn intrek nemen in een verzorgingstehuis, waar hij eindelijk ‘vrij’ kan zijn. Denkt hij. De fotolijstjes die zijn vrouw Moniek er ophangt als herinneringen aan zijn verloren verleden, weet hij op een onbewaakt moment in elk geval weer te vullen met foto’s zonder haar beeltenis. En dat zet hij dan lekker aan – en wat kán Verhulst toch schrijven, het schrijfplezier spat van zijn rijke, gepolijste zinnen af: ‘Waar eerder mijn echtgenote met handtas klemvast onder de oksel stond te pronken onder de Eiffeltoren, stak nu de afbeelding van een afgeprijsde prosciuttoham, € 1,99 voor 100 gram. De portretten van onze kleinkinderen, correctie, de portretten van Moniek met de kleinkinderen, verving ik door krantenfoto’s van auto-ongelukken, en de plaats van onze huwelijksfoto werd ingenomen door een luchtbeeld van een Zuid-Amerikaanse krottenwijk. De hoofdverpleging heeft haar moeten troosten en beklemtonen dat zij door haar echtgenoot hoegenaamd niet werd vergeleken met prosciutto. Niet in essentie.’
Maar de onuitstaanbare echtgenote is niet de enige reden voor Désirés zogenaamde dementie. Van zijn petanquemakkers hoort hij dat Rosa Rozendaal, zijn onbeantwoorde jeugdliefde, is opgenomen in Home Winterlicht. En zo komt zij terug in zijn leven, want ook Désiré komt daar terecht – maar de gehoopte bejaardenkalverliefde komt er niet. Háár geestelijke achteruitgang is tenslotte niet gefingeerd.
„Geluk is een van de weinige grote uitdagingen die er nog liggen in de literatuur,” zei Verhulst ooit in deze krant, en met die uitspraak speelt hij in De laatkomer. Ook hier lukt het weer niet om geluk te vinden en vrolijk te blijven. Désirés verlangde vrijheid blijkt toch beperkt en het leven in zalige onwetendheid valt tegen. Niet alleen heeft hij te lijden onder ‘het zelfmedelijden waarmee ik geleidelijk aan volstroomde, omdat ik mij in het verleden veel te weinig had overgeleverd aan dergelijke impulsen’.Jarenlang leefde hij te veel naar de verwachtingen van anderen, maar hij valt van de regen in de drup: nu moet hij voldoen aan het beeld van de infantiele demente. ‘Hoewel volkomen opzettelijk, is het zeer tegen mijn zin dat ik iedere dag opnieuw in mijn bed schijt,’ luidde de eerste zin van de roman al. Zijn lot is bingo, kerstballen beschilderen en gezamenlijk kinderliedjes zingen.
Het wrange van Désirés ‘stervenskunst’ is de kracht van de roman. En passant neemt Verhulst zo, op een niet al te overdreven wijze, de bejaardenzorg op de hak. Waarmee hij het individuele verhaal extra schrijnend maakt, maar het tegelijk het persoonlijke laat ontstijgen.
Zo is De laatkomer het boek geworden waarvan je hoopte dat Verhulst het zou schrijven: de twee loten aan de stam van zijn oeuvre, de maatschappijkritische loot en de anekdotische, komen er perfect in samen. Het bevat de kritische lachspiegel die Verhulst al voorhield in De intrede van Christus in Brussel (2011), het heeft de schrijnende actualiteit uit Problemski hotel (2003) en beide zijn mooi vermengd met de persoonlijke petite histoire over provinciale kleinburgers.
‘Ik kan sociaal zijn, maar ik kan ook intens schijten op de mens,” zei Verhulst in het eerder aangehaalde interview. In De laatkomer lijkt hij zich aanvankelijk van zijn sociale kant te tonen, maar die schijn bedriegt. Dat ligt met name aan de sterke constructie en het gekozen perspectief. Ik-verteller Désiré blijft moppen tappen en de schijn ophouden dat het zo beter is. Maar pijnlijk is de scène waarin zijn dochter voor haar gemoedsrust voorgoed afscheid komt nemen van haar vader, en hem vertelt – omdat hij wel ‘een geheim kan bewaren’ (au!) – dat zij haar man gaat verlaten: ‘Niet dat er vreselijke dingen zijn gebeurd tussen ons. Integendeel. Hij is het beste wat mij ooit overkomen is. Maar het is op.’
Kortom: zij neemt de stap wél op tijd. De veelzeggende reactie van Désiré: stilzwijgend blijft hij nonsens uitkramen. Dement doen.
De compositie maakt ook dat het uiteindelijk gaat schrijnen. Lezend moeten we concluderen dat Désiré in het slothoofdstuk toch wat rooskleurig vooruitblikt op zijn uitvaart. ‘Het is al sedert vele weken, ongetwijfeld, dat Moniek lijdt aan telefoonvrees’, noteert hij.
Ja, ongetwijfeld? Je gaat Désiré de argeloosheid van een Alzheimerpatiënt gunnen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten