Titel: De laatkomer
Auteur: Dimitri Verhulst
Eerste
uitgave: 2013
Voor
dit boek heb ik recensies opgezocht. Deze heb ik gebruikt voor een SE
Recensie 1: Een burgerman die zich verkeek op het leven
De 74-jarige en al meer dan vijftig jaar - waarvan een groot
deel ongelukkig - getrouwde Désiré Cordier is het leven met zijn vrouw beu.
Maar voor wie - zoals Désiré Cordier, de laatkomer in De
laatkomer van
Dimitri Verhulst - liever lui dan moe is, is het in gang zetten en afhandelen
van een echtscheidingsprocedure teveel gedoe. Niet van de ene op de andere dag
- Alle betere ideeën in de wereld kennen het
rijpingsproces van een overjarige brokkelkaas- ontstaat in hem een ander
plan. Hij doet alsof hij dementeert en hoopt op opname in een zorginstelling
waar hij de laatste periode van zijn leven op zichzelf kan zijn.
Het kost Cordier opvallend weinig moeite om zijn omgeving ervan
te overtuigen dat er iets fundamenteel mis is - Verhulst buit de signalen waar
iedereen die in zijn/haar directe omgeving met dementie te maken heeft op
afgaat uit: vergeetachtigheid, verwardheid, verdwalen.
Wat mij nog het meest beviel aan mijn vertoning, was de rol der
rusteloze die ik op mij had te nemen. Het geen greep meer krijgen op de
werkelijkheid; het gevoel te hebben dat ergens, maar de duivel alleen die weet
aan te wijzen waar, een taak op je wacht. (…) Dit heel te ganse onthecht zijn
van de dagelijkse, onooglijke zekerheden stond mij aan.
Désiré Cordier speelt zijn rol overtuigend en slaagt met vlag en
wimpel voor zijn dementie-examen, een test die bijna te simpel voor woorden is
om voor wetenschappelijk verantwoord door te kunnen gaan. Dat moet gevierd
worden!
Als De laatkomer begint, is Désiré Cordier al
opgenomen in een gesticht voor seniele bejaarden met de welluidende naam Home
Winterlicht.
Alle bruggen zijn verbrand, mij rest geen weg
terug. Eenmaal in het oudpeetjeshuis, altijd in het oudpeetjeshuis. Ik wist
waar ik aan begon. Doch dat neemt niet weg dat, van alle aspecten eigen aan het
geloofwaardig neerzetten van een compleet seniele senior, de moedwillige
terugkeer naar de onzindelijkheid mij het lastigst valt.
Van zijn vrouw - die zich schaamt en steeds minder zal gaan
komen, zijn dochter - die erop speculeert dat haar vader haar toekomstige
afwezigheid niet zal opmerken, en zijn zoon - die toch al geen familieman was,
is Désiré Cordier verlost.
Het verkeren in het gezelschap van anderen die hun seniliteit
niet voorwenden maar het echt zijn, gaat Désiré Cordier minder goed af.
Hij moet het aftakelen doseren om in een geloofwaardig tempo steeds verder weg
te zakken zonder de mogelijkheid om op zichzelf te zijn - want daar deed hij
het allemaal voor - al te snel te verliezen.
Dat toch al wankele evenwicht wordt ook nog eens verstoord
doordat hij in Winterlicht het object van zijn eerste - helaas ongeconsumeerd
gebleven - liefde terugziet. Om in het gezelschap van Rosa Rozendaal te kunnen
verkeren moet hij meedoen aan de ‘verstrooiende’ activiteiten die het tehuis
biedt. Hetgeen door de deskundigen overigens volkomen verkeerd geïnterpreteerd
wordt:
‘Uw man heeft zich wonderwel goed aangepast aan deze voor hem
nieuwe, vreemde en vaak ook beangstigende omgeving. Velen die hier pas zijn binnengekomen
houden ten aanzien van zichzelf vol dat ze hier hoogstens een paar dagen hoeven
te blijven en vallen in nog moeilijk te verhelpen depressie eens het tot hen
doordringt dat de band met het thuisfront definitief is doorgeknipt…’
Ganzenbord spelen is één van die activiteiten, vandaar dat op de
cover vanDe laatkomer een op de situatie geënte
versie van dat bordspel staat afgebeeld, waarbij de gevangenis, de put en
andere bekende obstakels zijn vervangen door de hindernissen die Désiré Cordier
in zijn voorgewende demente staat te nemen heeft.
Hindernissen die ook alweer heel herkenbaar zijn, niet alleen
voor wie zorgt voor of de belangen behartigt van een demente dierbare die in
een instelling verblijft, maar voor iedereen die het onderwerp van horen zeggen
kent. Want met die realiteit - de ziekte en de zorg - weet Dimitri Verhulst
goed de draak te steken, al haalt hij er volgens mij niet alles uit wat erin
zit - en dan niet alleen omdat hij de bewoners ganzenbord en geen memory laat
spelen.
Désiré Cordier geeft hem die kansen niet. Verpleeghuizen waar
demente bejaarden wonen, vormen een biotoop waar wonderbaarlijke processen
plaatsvinden. Maar omdat Cordier zijn dementie speelt, gaat hij nooit onderdeel
uitmaken van het proces van groepsvorming dat volgens niet te beredeneren
patronen plaatsvindt als je demente bejaarden in groepsverband samen laat
leven. De cohesie en conversatie die daar het gevolg van zijn, zou nieuwe
munitie zijn geweest voor Dimitri Verhulst en van De
laatkomer een
nog stelliger en steviger boek gemaakt hebben.
Doordat Cordier zijn eigen benepen zelf blijft, blijft de roman
op twee gedachten hinken.
Het idee - het voorwenden van dementie als onnavolgbare vlucht uit een leven -
is geniaal. Dat Verhulst het in de roman zelf relativeert, maakt het alleen
maar sterker. De toon die Cordier aanslaat is Verhulst eigen en meer dan alleen
vermakelijk. In de ironie zitten verontwaardiging en ongemak gevangen.
Maar Désiré Cordier - die ons wil doen geloven, op basis van tot
in de kleinste details gereconstrueerde herinneringen, dat zijn vrouw de kwade
genius is in hun huwelijk en hem zijn pleziertjes, waaronder het kopen van
boeken, ontzegt - is een man met uitgesproken opvattingen die weinig ruimte
voor de inzichten en kwaliteiten van anderen overlaat. Bovendien is zijn gang
naar het tehuis geen triomftocht, maar een vlucht. Désiré Cordier is geen
laatbloeier, hij is een spijtoptant. Iemand die denkt dat hij met het in eigen
hand nemen van het leven ontkomt aan het hebben van spijt.
Als hij zich echter realiseert dat er uit Home Winterlicht geen
ontsnappen mogelijk is - verder dan de bushalte die voor de vorm in de tuin
staat, zal hij niet komen - maakt hij als een kat in het nauw rare sprongen,
ten koste van een medebewoner die hij vanwege zijn vermeende levensloop
Kampkommandant Alzheimer noemt.
Er was echter nog iets anders. Iets wat ik aanvankelijk niet
makkelijk tegenover mezelf had willen toegeven. Maar van zodra ik na mijn
aankomst in het gesticht de identiteit van deze beruchte patiënt had
achterhaald, was ik zijn aanwezigheid hier gaan beschouwen als een mogelijke
vluchtweg waarlangs ik eervol, met opgeheven hoofd weer kon keren naar mijn
normale leven. Want stel dat ik het niet zou hebben uitgehouden in dit
verzorgingstehuis, wanneer de eenzaamheid, de monotonie en de gevangenschap mij
te zwaar vielen: dan had ik altijd laconiek die gevluchte oorlogsmisdadiger
kunnen verraden en als een held Home Winterlicht verlaten! Mijn kinderen en
vrienden zouden zich misschien schamen om al datgene wat ze hadden gezegd
tijdens mijn vermeende geestelijke afwezigheid, om de bezoeken die ze nooit
hadden afgelegd; maar vooral zouden ze me prijzen om mijn toegewijde inzet.
Hem rest niets anders dan zich een voorstelling te maken van
zijn eigen dood, de laatste streek die hij zijn vrouw nog kan leveren, en van
de daaropvolgende begrafenis: het enige moment waarop er nog aan hem gedacht
wordt door hen die hem al die tijd niet bezochten en nooit meer over hem
spraken.
Zo opgeschreven lijkt het een logisch en natuurlijk einde. Maar
zo lees je er niet naar toe. Al geruime tijd voor het einde dringt de vraag
zich op: hoe gaat dit - in stijl - aflopen? Zeker als Rosa Rozendaal van het
toneel verdwenen is, wordt pijnlijk duidelijk dat Désiré Cordier zich misrekend
heeft - hij wist niet waar hij aan begon - en in het tehuis letterlijk en
figuurlijk niet vindt wat hij zoekt. Dat zijn vlucht in dementie geen
bevrijding is, maar een volgende vorm van zelfgecreëerde gevangschap.
Meer dan Désiré Cordier gunde ik mezelf een frivolere ontknoping
van De laatkomer dan een personage dat zich
verheugt op een naderend einde. Terwijl ik tegelijk zie dat het samenvallen met
de rol die je speelt en het met je volle, zij het beperkte, verstand en
aangetast door de omstandigheden aanvaarden van de ultieme consequentie daarvan
uiteindelijk een nog grotere prestatie is dan het overtuigend spelen van die
rol en uiteindelijk met de werkelijkheid genoegen te nemen. http://www.decontrabas.com/de_contrabas/2013/05/recensie-de-laatkomer-dimitri-verhulst.html
Recensie
2:
Zijn lot is
kerstballen beschilderen
Dimitri Verhulst schreef een prachtige roman over
‘stervenskunst’: het veinzen van dementie om een pinnige vrouw te ontvluchten.
Het is grappig én schrijnend.
Het begint sluimerend. De verstrooidheden worden talrijker en ze
steken frequenter de kop op. In plaats van de vuilniszak wordt de wasmand op de
stoep gezet, de vuile vaat belandt in de wasmachine. Er groeit een besef bij de
directe omgeving, er wordt een arts ingeschakeld, en dan komt de dag dat de
familie samenkomt in het ouderlijk huis om afscheid te nemen, waarna de
beklagenswaardige afgevoerd wordt, naar een tehuis. Om niets te hoeven missen
stellen de buren zich strategisch op in hun voortuinen.
En dan, als ze in de auto stappen, vraagt de oude man in kwestie
ineens of ze soms denken dat hij gek is. Dochter: ‘Wat bedoel je, vader?’ Of ze
even naar de auto wil kijken. ‘Ik zie niets, papa, echt waar. Toe, zeg mij wat
ik moet zien!’ Waarop Dimitri Verhulst, net over de helft van De
laatkomer, een van de beste grappen van zijn boek maakt. Hij laat
de oude man zeggen: ‘De caravan hangt nog niet aan de trekhaak! We waren bijna
weer zonder op pad!’
Die grap is goed omdat het geen leedvermaak is om een demente,
maar ‘galgenzelfspot’ van een man die doet alsóf hij dement is. Désiré Cordier,
bibliothecaris in ruste, is oud en der dagen zat. Hij wordt in De
laatkomerbevangen door het idee om zijn resterende dagen te slijten
als Alzheimerpatiënt. Om ervan af te zijn. Om een einde te maken aan zijn
lijdzame leven onder het juk van zijn pinnige vrouw, voor wie de liefde al in
een ver verleden bekoeld is. Dat is het eenvoudige, maar meesterlijke idee dat
ten grondslag ligt aan de nieuwe roman (een forse novelle eigenlijk) van
Dimitri Verhulst.
Literair cabaret van formaat, dat verwacht je van dat verhaal
over de ‘ietwat zotte levensweg die ik op mijn oude dag ben ingeslagen’, zeker
wanneer het afkomstig is uit de pen van Verhulst. Deze schrijver heeft én houdt
het patent op tragikomische anekdotes die de ‘helaasheid der dingen’ tonen, om
de veelzeggende titel van zijn bestseller uit 2006 aan te halen.
De helaasheid der dingen was een even hilarische als schrijnende
serie verhalen over een jeugd in een Vlaams gehucht – maar het bood ook meer
dan anekdotiek. Dat gold minder voor bijvoorbeeld De laatste liefde van mijn
moeder (2010), dat zich concentreerde op een kleinburgerlijke touringcartrip
naar het Zwarte Woud. Daar werd de helaasheid voorspelbaar en kolderiek.
De grappen in De laatkomer balanceren ook weer op de grens van
het cliché of ze schieten daaroverheen (echtgenote Moniek is toch echt een
karikatuur), maar nu werken ze wel, omdat ze goed geschreven en goed getimed
zijn, maar vooral ook omdat ze in essentie wrang zijn. Wanneer Désiré ‘met
glans’ gezakt is voor het examen dat zijn geestelijke gesteldheid meet, jubelt
hij dat ‘een schonere toneelprijs’ niet denkbaar is. ‘Dat een medisch erkend
iemand hem afkeurt als cognitief volwaardig mens, en er vervolgens paperassen
in orde worden gebracht die maken dat hij geen bankverrichtingen kan doen en
die zijn rijbewijs voor ongeldig verklaren!’
Zijn plan slaagt. Désiré mag zijn intrek nemen in een
verzorgingstehuis, waar hij eindelijk ‘vrij’ kan zijn. Denkt hij. De fotolijstjes
die zijn vrouw Moniek er ophangt als herinneringen aan zijn verloren verleden,
weet hij op een onbewaakt moment in elk geval weer te vullen met foto’s zonder
haar beeltenis. En dat zet hij dan lekker aan – en wat kán Verhulst toch
schrijven, het schrijfplezier spat van zijn rijke, gepolijste zinnen af: ‘Waar
eerder mijn echtgenote met handtas klemvast onder de oksel stond te pronken
onder de Eiffeltoren, stak nu de afbeelding van een afgeprijsde prosciuttoham,
€ 1,99 voor 100 gram. De portretten van onze kleinkinderen, correctie, de
portretten van Moniek met de kleinkinderen, verving ik door krantenfoto’s van
auto-ongelukken, en de plaats van onze huwelijksfoto werd ingenomen door een
luchtbeeld van een Zuid-Amerikaanse krottenwijk. De hoofdverpleging heeft haar
moeten troosten en beklemtonen dat zij door haar echtgenoot hoegenaamd niet
werd vergeleken met prosciutto. Niet in essentie.’
Maar de onuitstaanbare echtgenote is niet de enige reden voor
Désirés zogenaamde dementie. Van zijn petanquemakkers hoort hij dat Rosa
Rozendaal, zijn onbeantwoorde jeugdliefde, is opgenomen in Home Winterlicht. En
zo komt zij terug in zijn leven, want ook Désiré komt daar terecht – maar de
gehoopte bejaardenkalverliefde komt er niet. Háár geestelijke achteruitgang is
tenslotte niet gefingeerd.
„Geluk is een van de weinige grote uitdagingen die er nog liggen
in de literatuur,” zei Verhulst ooit in deze krant, en met die uitspraak speelt
hij in De laatkomer. Ook hier lukt
het weer niet om geluk te vinden en vrolijk te blijven. Désirés verlangde
vrijheid blijkt toch beperkt en het leven in zalige onwetendheid valt tegen.
Niet alleen heeft hij te lijden onder ‘het zelfmedelijden waarmee ik
geleidelijk aan volstroomde, omdat ik mij in het verleden veel te weinig had
overgeleverd aan dergelijke impulsen’.Jarenlang leefde hij te veel naar de
verwachtingen van anderen, maar hij valt van de regen in de drup: nu moet hij
voldoen aan het beeld van de infantiele demente. ‘Hoewel volkomen opzettelijk,
is het zeer tegen mijn zin dat ik iedere dag opnieuw in mijn bed schijt,’
luidde de eerste zin van de roman al. Zijn lot is bingo, kerstballen
beschilderen en gezamenlijk kinderliedjes zingen.
Het wrange van Désirés ‘stervenskunst’ is de kracht van de
roman. En passant neemt Verhulst zo, op een niet al te overdreven wijze, de
bejaardenzorg op de hak. Waarmee hij het individuele verhaal extra schrijnend
maakt, maar het tegelijk het persoonlijke laat ontstijgen.
Zo is De laatkomer het boek geworden waarvan je hoopte
dat Verhulst het zou schrijven: de twee loten aan de stam van zijn oeuvre, de
maatschappijkritische loot en de anekdotische, komen er perfect in samen. Het
bevat de kritische lachspiegel die Verhulst al voorhield in De
intrede van Christus in Brussel (2011),
het heeft de schrijnende actualiteit uit Problemski hotel (2003) en beide zijn mooi vermengd met
de persoonlijke petite histoire over provinciale kleinburgers.
‘Ik kan sociaal zijn, maar ik kan ook intens schijten op de
mens,” zei Verhulst in het eerder aangehaalde interview. In De
laatkomer lijkt hij
zich aanvankelijk van zijn sociale kant te tonen, maar die schijn bedriegt. Dat
ligt met name aan de sterke constructie en het gekozen perspectief.
Ik-verteller Désiré blijft moppen tappen en de schijn ophouden dat het zo beter
is. Maar pijnlijk is de scène waarin zijn dochter voor haar gemoedsrust
voorgoed afscheid komt nemen van haar vader, en hem vertelt – omdat hij wel
‘een geheim kan bewaren’ (au!) – dat zij haar man gaat verlaten: ‘Niet dat er
vreselijke dingen zijn gebeurd tussen ons. Integendeel. Hij is het beste wat
mij ooit overkomen is. Maar het is op.’
Kortom: zij neemt de stap wél op tijd. De veelzeggende reactie
van Désiré: stilzwijgend blijft hij nonsens uitkramen. Dement doen.
De compositie maakt ook dat het uiteindelijk gaat schrijnen.
Lezend moeten we concluderen dat Désiré in het slothoofdstuk toch wat
rooskleurig vooruitblikt op zijn uitvaart. ‘Het is al sedert vele weken,
ongetwijfeld, dat Moniek lijdt aan telefoonvrees’, noteert hij.
Ja, ongetwijfeld? Je gaat Désiré de argeloosheid van een
Alzheimerpatiënt gunnen.